Феня разорился.

[color=red]Публикуется впервые. Ссылка на автора обязательна. (С) [/color] [color=blue]- все права схвачены.[/color]

Ну вовсе я не разорился. Или почти не разорился - купил себе сканер. Так что могу теперь продолжить уроки голландского от Феникса.

Сегодня докладываю таблицу неправильных глаголов с переводом на русский.
После перфектума дана первая буква вспомогательного глагола hebben или zijn для образования сложных времён. Если не указана - используется hebben.

Таблица в таком виде:
--------------------------------------------------------------------
infinitief-ОVD enkelvoud-OVD meervoud- voltooid deelwoord- betekenis in het Russisch
------------------------------------------------------------------------
По русски:
глагол- прошедш. время ед. числа - прошедш. время мн. числа- перфектум (причастие прош. времени) - перевод
__________________________________________________________
[color=blue]aanbieden[/color] - bood aan - boden aan - aangeboden - aangeboden-[color=green]предлагать [/color]
aandoen - deed aan - deden aan - aangedaan - aangedaan - надевать
bakken bakte bakten gebakken жарить, печь
bannen bande banden gebannen изгонять
barsten barstte barstten gebarsten лопнуть
bederven bedierf bedierven bedorven портить(ся)
bedenken bedacht bedachten bedacht придумать
bedriegen bedroog bedrogen bedrogen обмануть
beginnen begon begonnen begonnen z начинать
begrijpen begreep begrepen begrepen понимать
behouden behield behielden behouden оставлять у себя
bekijken bekeek bekeken bekeken осматривать
belijden beleed beleden beleden признавать вину
bergen borg borgen geborgen прятать
beschrijven beschreef beschreven beschreven описывать
besluiten besloot besloten besloten решать
bespreken besprak bespraken besproken обсудить
bestaan bestond bestonden bestaan существовать
betreffen betrof betroffen betroffen касаться
betrekken betrok betrokken betrokken вовлекать
bevallen beviel bevielen bevallen z рожать, нравиться
bevelen beval bevalen bevolen приказывать
(zich)bevinden bevond bevonden bevonden находить(ся)
(zich)bewegen bewoog bewogen bewogen двигать(ся)
bewijzen bewees bewezen bewezen доказывать
bezitten bezat bezaten bezeten владеть, обладать
bezoeken bezocht bezochten bezocht посещать
bezwijken bezweek bezweken bezweken ослабевать
bidden bad baden gebeden молиться
bieden bood boden geboden предлагать
binden bond bonden gebonden связывать
blijken bleek bleken gebleken z оказаться
blijven bleef bleven gebleven z оставаться
blinken blonk blonken geblonken сверкать
broken brak bra ken gebroken ломать, разбивать
brengen bracht brachten gebracht приносить, приводить
buigen boog bogen gebogen h/z нагибаться
delven dolf dolven gedolven рыть, копать, добывать
delven delfde delfden gedolven рыть, копать, добывать
denken dacht dachten gedacht думать
dingen dong dongen gedongen добиваться
doen deed deden gedaan делать
doordringen doordrong doordrongen doordrongen z проникать
dragen droeg droegen gedragen носить
drijven dreef dreven gedreven h/z плавать на поверхности
dringen drong drongen gedrongen проникать
drinken dronk dronken gedronken пить
druipen droop dropen gedropen капать
duiken dook doken gedoken погружаться в воду
dunken docht dochten gedocht думать
durven durfde durfden gedurfd осмеливаться
dwingen dwong dwongen gedwongen заставлять
ervaren ervoer ervoeren ervaren иметь опыт
eten at aten gegeten кушать, есть
gaan ging gingen gegaan z идти, ехать
gelden gold golden gegolden иметь силу, действовать
gelijken geleek geleken geleken ПОХОДИТЬ
genezen genas genazen genezen выздоравливать, лечить
genieten genoot genoten genoten наслаждаться
geven gaf gaven gegeven давать, дать
gieten goot goten gegoten лить
glijden gleed gleden gegleden h/z скользить
glimmen glom glommen geglommen блестеть, сверкать
graven groef groeven gegraven копать, рыть
grijpen greep grepen gegrepen хватать
hangen hing hingen gehangen висеть, вешать
hebben had hadden gehad иметь
neffen hief hieven geheven поднимать, поднять
helpen hielp hielpen geholpen помогать, помочь
houden hield hielden gehouden держать
houwen hieuw hieuwen gehouwen рубить, сечь
jagen jaagde jaagden gejaagd охотиться, гнать, преследовать
jagen joeg joegen gejaagd охотиться, гнать, преследовать
kerven korf korven gekorven нарезать, надрезать
kerven (kerfde) (kerfden) (gekerfd) нарезать, надрезать
kiezen koos kozen gekozen выбирать, выбрать
kijken keek keken gekeken смотреть
kijven keef keven gekeven ругаться с криком
klimmen klom klommen geklommen h/z взбираться
klinken klonk klonken geklonken звучать, поднимать тост
kluiven kloof kloven gekloven отделять мясо от кости
knijpen kneep knepen geknepen щипать
komen kwam kwamen gekomen z приходить, прибывать
kopen kocht kochten gekocht купить, покупать
krijgen kreeg kregen gekregen получить, получать
krijsen (krees) (kresen) (gekresen) орать
krijsen krijste krijsten gekrijst орать
krijten kreet kreten gekreten плакать
krijten krijtte krijtten gekrijt мазать мелом
krimpen kromp krompen gekrompen садиться (одежда)
kruipen kroop kropen gekropen h/z ползти, ползать
kunnen kon konden gekund мочь, уметь
kwijten kweet kweten gekweten исполнять, выполнять
lachen lachte lachten gelachen смеяться
laden laadde laadden geladen нагружать, заряжать
laten liet lieten gelaten оставлять
lezen las lazen gelezen читать
liegen loog logen gelogen лгать, обманывать
liggen lag lagen gelegen лежать
lijden leed leden geleden страдать, переносить
lijken leek leken' geleken казаться, быть похожим
lopen liep liepen gelopen бежать, идти
luiken look loken geloken закрывать(ся)
malen maalde maalden gemalen молоть, перемалывать
melken (melkte) (melkten) gemolken доить
melken molk molken gemolken доить
meten mat maten gemeten измерять, мерить
mijden meed meden gemeden избегать
moeten moest moesten gemoeten быть должным
mogen mocht mochten gemogen gemocht мочь (можно - нельзя)
nemen nam namen genomen genomen брать, взять
nijgen neeg negen genegen склоняться
nijpen neep nepen genepen щипать
onderzoeken onderzocht onderzochten onderzocht исследовать
ontbreken ontbrak ontbraken ontbroken недоставать
onthouden onthield onthielden onthouden запоминать
ontstaan ontstond ontstonden ontstaan z происходить
ontvangen ontving ontvingen ontvangen получать
overiijden overfeed overieden overieden z скончаться
overwegen overwoog overwogen overwogen обдумывать
ontginnen ontgon ontgonnen ontgonnen начать эксплуатацию
raden raadde raadden geraden советовать, отгадывать
rieken rook roken geroken пахнуть
rijden reed reden gereden h/z ехать
rijgen reeg regen geregen нанизывать
rijten reet reten gereten распороть, порвать
rijzen rees rezen gerezen подниматься, всходить
roepen riep riepen geroepen кричать
ruiken rook roken geroken нюхать
scheiden scheidde scheidden gescheiden разъединять
schelden schold scholden gescholden оскорблять
schenden schond schonden geschonden нарушать (права, закон)
schenken schonk schonken geschonken дарить, наливать
scheppen schiep schiepen geschapen создавать
scheppen schiep schiepen geschapen создавать
scheppen schepte schepten geschept наливать черпаком
scheren schoor schoren geschoren брить
schieten school schoten geschoten стрелять
schijnen scheen schenen geschenen светить, оказаться
schijten scheet scheten gescheten быстро идти
schrijden schreed schreden geschreden быстро идти
schijven schreef schreven geschreven писать
schrikken schrok schrokken geschrokken z пугаться
schuilen schuilde schuilden geschuild прятаться
schuilen school scholen gescholen укрывать(ся)
schuiven schoof schoven geschoven h/z двигать, передвигать
slaan sloeg sloegen geslagen бить
slapen sliep sliepen geslapen спать
slijpen sleep slepen geslepen точить, затачивать
slijten sleet sleten gesleten изнашивать(ся)
slinken slonk slonken geslonken худеть
sluiken slook sloken gestoken провозить запрещ.
sluipen sloop slopen geslopen прокрасться
sluiten sloot sloten gesloten закрывать
smelten smolt smolten gesmolten таить, растопить
smijten smeet smeten gesmeten выбросить, бросить
snijden sneed sneden gesneden резать
snuiten snoot snoten gesnoten сморкаться
snuiven snoof snoven gesnoven сопеть, втягивать носом
spannen spande spanden gespannen затягивать, напрягать
spijten speet speten gespeten сожалеть
spinnen spon sponnen gesponnen прясть
splijten spleet spleten gespleten рвать в длину
spreken sprak spraken gesproken говорить
springen sprong sprongen gesprongen h/z прыгать
spmiten sproot sproten gesproten размножаться
spugen spoog spogen gespogen плевать(ся)
spugen spuugde spuugden gespuugd плевать(ся)
spuiten spoot spoten gespoten поливать, впрыскивать
staan stond stonden gestaan стоять
steken stak staken gestoken колоть
stelen stal stalen gestolen воровать
sterven stierf stierven gestorven z умирать
stijgen steeg stegen gestegen z подниматься
stijven steef steven gesteven крахмалить
stmken stonk stonken gestonken вонять
stoten stootte stootten gestoten ударять(ся)
stoten stiet stieten gestoten ударять(ся)
strijden streed streden gestreden сражаться
strijken streek streken gestreken гладить
stuiven stoof stoven gestoven тушить (еду)
tijgen toog togen getogen отправиться, начать
treden trad traden getreden z выступать
treffen trof troffen getroffen застать, коснуться
trekken trok trokken getrokken h/z тянуть
vallen viel vielen gevallen h/z падать
vangen ving vingen gevangen ловить, поймать
varen voer voeren gevaren h/z плыть
vechten vocht vochten gevochten драться
(zich) verbergen verbong verborgen verbongen прятать, скрываться
verbieden verbood verboden verboden запрещать
(zich)verbinden verbond verbonden verbonden соединять, связывать
verderven verdierf verdierven verdorven сгноить, испоганить
verdrieten verdroot verdroten verdroten причинять страдания
verdwijnen verdween verdwenen verdwenen z исчезать, исчезнуть
vergelijken vergeleek vergeleken vergeleken сравнивать
vergeten vergat vergaten vergeten h/z забывать
verkopen verkocht verkochten verkocht продавать
verkrijgen verkreeg verkregen verkregen получать
verlaten verliet veriieten verlaten оставлять, покидать
verliezen verioor verioren verioren терять, потерять
vernemen vemam vemamen vemomen узнавать
verschijnen verscheen verschenen verschenen z встречаться, появляться
verslinden verslond verslonden versionden проглатывать
verstaan verstond verstonden verstaan понимать
vertrekken vertrok vertrokken vertrokken z уезжать, отправляться
vervangen verving vervingen vervangen заменять
verzwinden verzwond verzwonden verzwonden исчезать, исчезнуть
vinden vond vonden gevonden находить
viechten viocht viochten gevlochten плести
vlieden viood vioden gevloden бежать, избегать
vliegen vioog viogen gevlogen h/z лететь, летать
vlieten vioot vioten gevfoten течь
voldoen voldeed voldeden voldaan удовлетворять, годиться
voorkomen voorkwam voorkwamen voorkomen предупредить
voorzien voorzag voorzagen voorzien предусмотреть
vouwen vouwde vouwden gevouwen сгибать
vragen vroeg vroegen gevraagd спрашивать, просить
vreten vrat vraten gevreten пожирать
vriezen vroor vroren gevroren морозить
waaien waaide waaiden gewaaid h/z дуть
waaien woei woeien gewaaid h/z дуть
wassen waste wasten gewassen мыть
wassen wies wiesen gewassen расти
wegen woog wogen gewogen взвешивать, весить
werpen wierp wierpen geworpen бросать
werven wierf wierven geworven нанимать, брать на работу
weten wist wisten geweten знать
weven weefde weefden geweven ткать
wezen was waren geweest быть
wijken week weken geweken отступать, уступать
wijten weet weten geweten приписывать, валить вину на ...
wijzen wees wezen gewezen указывать
willen - wilde/wou - wilden/wouden - gewild хотеть
winden wond wonden gewonden закручивать
winnen won wonnen gewonnen выигрывать, побеждать
worden werd werden geworden z становиться, стать
wreken wreekte wreekten gewroken мстить
wrijven wreef wreven gewreven втирать
wringe'n wrong wrongen gewrongen насильно всовывать
zeggen zei zeiden gezegd сказать
zenden zond zonden gezonden посылать
zieden ziedde ziedden gezoden кипеть (от злости)
zien zag zagen gezien видеть
zijgen zeeg zegen gezegen фильтровать
zijn was waren geweest z быть
zingen zong zongen gezongen петь
zinken zonk zonken gezonken тонуть, погружаться на дно
zinnen zon zonnen gezonnen настраиваться, замышлять
zinnen zinde zinden gezind быть в настроении
zitten zat zaten gezeten сидеть
zoeken zocht zochten gezocht искать
zouten zoutte zoutten gezouten солить
zuigen zoog zogen gezogen сосать
zuipen zoop zopen gezopen напиваться
zwelgen zwolg zwolgen gezwolgen обжираться, наслаждаться
zwellen zwol zwollen gezwollen напухать, опухнуть
zwemmen zwom zwommen gezwommen плавать
zweren zwoor zworen gezworen нарывать, гноиться
zweren zweerde zweerden gezworen нарывать, гноиться
zweren zwoer zwoeren gezworen клясться
zwerven zwierf zwierven gezworven скитаться
zwijgen zweeg zwegen gezwegen молчать